Alhoewel de eerste Belgische agenten (met radiozender) vanaf oktober 1941 in opdracht van het Tweede Bureau en de Britse SOE boven België gedropt werden om contact met het Verzet (Belgisch Legioen) op te nemen, zal het toch tot eind 1942 duren alvorens het HK van het Leger van België zal kunnen beschikken over een drietal zenders. In totaal werden 59 agenten-valschermspringers door het Belgisch Ministerie van Landsverdediging gedropt. Niet minder dan 32 werden aangehouden; 14 hiervan stierven in de Duitse deportatiekampen en 6 werden bij een actie gedood.
Daar alle berichten bestemd voor Londen tot eind 1943 via Brussel moesten transiteren, gebeurde het vaak dat belangrijke en dringende inlichtingen via de zenders van de inlichtingendiensten (o.a. Diensten Luc, Marc, Zero, Bayard,Zig …, die werkten voor de Belgische Staatsveiligheid) overgemaakt werden.
Op 01 juni 1944 kon het Geheim Leger beschikken over een twintigtal adjuncten uit Londen (waaronder een 11-tal met radio die over de vijf Zones verdeeld werden).
De radio-zenders die alleen in morse konden uitzenden waren meestal in een valies verstopt en behoorden tot het Type 3 MK II (14,8 Kgr) of tot het Type A MK III (2,5 Kgr).
Om aan de Duitse radio-opsporingsdiensten te ontkomen moesten deze zenders veelvuldig van plaats veranderen en slechts kortstondig uitzenden.
Alle berichten zowel deze van, als naar Engeland, werden vanaf augustus 1943 gecodeerd met het “One time Pad” systeem. Een speciale “Identity Check” moest toelaten te bepalen als de operator soms niet onder vijandelijke druk uitzond.
Daar de “persoonlijke boodschappen” (“Messages personnels”) ten behoeve van de Weerstand omstreeks 19.15 u. door de BBC uitgezonden werden en de Duitsers de radiotoestellen van de burgers hadden doen inleveren en ze tevens de electrisch stroom konden afsnijden, werden kleine, speciale ontvangers, van het type MCR-1 met droge batterijen en koptelefoon gedropt.